Affectregulerende Therapie

(voorheen de module differentiatietherapie)

Affectregulerende therapie (differentiatietherapie) is bedoeld voor kinderen en jongeren met gedrags- en emotionele problemen. Deze kinderen en jongeren vallen op door de problemen:

  • met het reguleren van eigen spanningen
  • met het richten en reguleren van aandacht
  • in het afstemmen op de ander
  • met het opvangen en interpreteren van sociale signalen
  • tijdens het samenspelen en samenwerken
  • met het stil staan bij gevoelens
  • met het verwoorden van gevoelens
  • bij het reguleren van emoties en gedrag (zelfregulatie)

Onderliggend is er vaak sprake van (complex) trauma, problematische gehechtheid, ADHD of autisme. Deze kinderen hebben moeite met het adequaat hanteren van gedrag en emoties doordat ze moeite hebben om onderliggende spanningen, behoeften, sensaties en gevoelens (affecten) bij zichzelf te herkennen en te reguleren. Hierbij spelen belemmerende ervaringen in de vroege kindertijd en/of in de relatie tussen kind en opvoeder een belangrijke rol.

Binnen onze praktijk maakt affectregulerende therapie altijd onderdeel uit van een gefaseerd en integratief behandeltraject gericht op complex trauma, trauma & verlies, of overprikkeling. De therapie wordt niet los aan geboden. 

 

 

Doelstelling 

De therapie is gericht op het leren reguleren van affect, aandacht, gedrag en emoties en helpt alsnog de bouwstenen van affectregulatie en hechting te ontwikkelen. Indien er sprake is van zeer complexe problematiek kan een dergelijk traject  1 tot 1,5 jaar in beslag nemen. 

Er wordt toegewerkt naar de volgende eindtermen:

  • Het kind is meer ontspannen en vervalt niet meer in overlevingsgedrag.
  • Het kind kan de aandacht richten op zijn binnenwereld.
  • Het kind kan gedachten en gevoelens delen en zo mogelijk verwoorden.
  • Het kind ontwikkelt gehechtheidsgedrag. 

De therapie kan worden afgerond als de zelfregulatie van het kind is toegenomen en de emotionele- en gedragsproblemen zo zijn afgenomen dat verdere ontwikkeling en behandeling mogelijk is. Te denken valt aan een vervolgbehandeling gericht op traumaverwerking en/of opbouwen van een veilige hechtingsrelatie of inzicht gevende therapie.

 

Werkwijze 

In de therapie wordt in drie stappen gewerkt aan het leren reguleren van affect, aandacht, emoties en gedrag door het werken met zintuigelijke-, spel- en beeldende materialen en door gebruik te maken van de interactie tussen kind en therapeut. 

Stap 1 – Spanningsregulatie
(algemene differentiatie)

De therapeut richt zich op het zo veel mogelijk wegnemen van spanningen en voorkomt dat het kind overspoeld raakt door spanningen, gevoelens (affecten) en emoties. Het kind wordt uitgenodigd om aanwezig te zijn in de therapieruimte; spel en materialen worden afgestemd op het kind aangeboden zodat het kind zich aangemoedigd voelt om te spelen, aan het werk te gaan en (positieve) ervaringen op te doen. De therapeut reguleert de affecten van het kind en zorgt voor het herstel van het contact indien dit nodig is. Opvoeders en leerkracht worden ondersteund om thuis steun, sturing en begrenzing te bieden en sensitief-responsief te reageren op de signalen van toenemende spanning. In deze eerste stap van de therapie kan het kind gaan ervaren dat zijn spanningen kunnen worden gereguleerd.  Het kind leert hulp en sturing van de therapeut verdragen en wanneer dit leidt tot een ontspannen houding  van het kind kan worden over gegaan tot de volgende stap.

Stap 2 – Aandachtsregulatie
(differentiatie van de zintuigen)

In deze stap leert het kind zijn aandacht te richten, vast te houden en te verdelen. De therapeut steunt en stimuleert het kind om het aangeboden materiaal te onderzoeken en te ontdekken. De therapeut richt de aandacht van het kind door zelf mee te doen en verwoordt, bekrachtigd wat het kind ziet, hoort, ruikt en voelt. De therapeut neemt dus een houding aan van ‘niet weten’ en samen met het kind willen ontdekken, onderzoeken en het kind graag willen begrijpen. Parallel worden opvoeders en leerkracht ondersteund om thuis steun, sturing en begrenzing te bieden. Opvoeders helpen het kind om lichaamssensaties te leren onderscheiden en reageren sensitief-responsief op de (gedeelde) ervaringen van het kind. Uiteindelijk gaat het kind zelf actief de omgeving onderzoeken en raakt steeds meer lichamelijk betrokken bij het spelen of werken met de verschillende materialen (bijvoorbeeld: het kind gaat staan tijdens het spelen of werken, maakt geluid, zweet, wordt rood, etc). Zo wordt het kind zich steeds meer bewust van onderliggende sensaties, kan zijn aandacht beter richten en delen met de omgeving.

Stap 3 – Affectregulatie
(differentiatie van emoties en relaties

De derde stap bestaat uit meerdere kleine stapjes. Het kind gaat herkennen wat het voelt en wordt letterlijk  erkend in wat het op dat moment beleeft. Het kind gaat daarbij verschillende gradaties van spanning, gevoelens (affecten) en emoties onderscheiden, betekenis geven en deelt dit in toenemende mate met de omgeving (verbaal en non-verbaal). Het kind wordt gestimuleerd om te verwoorden en vanuit andermans perspectief te kijken. De therapeut is gericht op het expliciet maken van de verschillen tussen “ik en de ander”. Bij de activiteiten maakt de therapeut duidelijk dat zij hetzelfde anders kan beleven dan het kind en dat het kind het anders kan beleven dan de therapeut. Opvoeders en leerkracht bieden steun, sturing en begrenzing en reageren sensitief-responsief op de (gedeelde) gevoelens van het kind. Positieve wederkerige interacties nemen hierdoor toe, zoals initiatief nemen en uitnodigen. Samenwerken en samenzijn gaat bij het kind op den duur meer vanzelf.

 

Afhankelijk van de geconstateerde problemen start het kind, samen met zijn opvoeders, in de 1e, 2eof 3estap van het therapietraject:

Indicatie voor start in stap 1:

Het kind is gespannen, hyperalert, lichamelijk onrustig of juist passief, is erg vluchtig en laat zich niet sturen, begrenzen of helpen.

Indicatie voor start in stap 2

Het kind komt niet tot exploratie, kan zijn aandacht niet richten op lichamelijke ervaringen/sensaties, kan niet voelen /aangeven wat fijn is of niet en heeft moeite om te kiezen. Het kind kan zijn aandacht niet richten of delen, gaat tot actie over zonder af te stemmen en heeft moeite om dingen samen te doen.

Indicatie voor start in stap 3

Het kind kan geen woorden geven aan gedachten en gevoelens, kan niet zelf kalmeren na emotie en verdraagt geen frustratie/verlies/teleurstelling. Het kind kan niet samenwerken, overlegt niet, deelt niet wat er in hem omgaat en toont geen tot weinig besef van andermans gevoelens.